maandag 25 juli 2016

Huwelijksreis: tophoppen tussen de vulkanen deel 2: Ijen

maandag 18/07/2016
0:30. Een harpgeluid wurmt en wriemelt zich een weg in onze dromen. Het klinkt van ver en even proberen we het te negeren, maar het wordt steeds opdringeriger, steeds luider. De wekker! beseffen we, en met een ruk vliegen we overeind.

Halfeen. Dertig minuten na middernacht. Zijn wij verdorie gek geworden? We stommelen als zombies door de slaapkamer, poetsen onze tanden, pakken onze spullen samen en sloffen naar het restaurant. Daar zijn al wat mensen in de weer. We krijgen een papieren zakje in de hand geduwd dat ons ontbijt moet voorstellen. Het is minder sjofel dan gisteren, maar het scheelt niet veel: twee sneetjes brood, een botertje, een zakje chocoladehagelslag dat net in mijn holle tand past en een hardgekookt ei. Een feestmaal voor een mier. Op dit moment doet het er natuurlijk niet toe, we zijn totaal niet hongerig, maar we weten dat we wel wat voor de boeg hebben, dus wat calorietjes innemen kan wel helpen. En dus lurken we wat tassen koffie en thee naar binnen (die zijn gelukkig à volonté), en doen we ons best om wat van het ontbijt te knabbelen.

Het busje vertrekt zodra al onze bagage is in- en opgeladen. We trekken door de nachtelijke duisternis over de bodem van het weelderig begroeide Ijenplateau. Overal om ons heen rijzen vulkanen van de bodem van deze uitgestorven caldera op, maar zij zijn nog verscholen in het donker. Het busje wentelt zich een weg tussen koffieplantages en oerwoud, en uiteindelijk zien we lichtjes opdoemen: een parking en een paar gebouwen. We stappen uit, nemen onze spullen en gaan op weg.

Ijen is een oude vulkaan, althans naar menselijke maatstaven. Hij is vrij actief, maar vooral in de vorm van continue gasuitstoot, voornamelijk zwavel. De zwavel wordt in grote, gele vlekken afgezet in de krater, waar hij voortdurend door mijnwerkers in grote brokken wordt gehakt en met manden de berg af gedragen. Verderop in de keten zal de zwavel verwerkt worden in meststoffen, medicijnen, cosmetica, ... De mannen aan het werk zien is op zich al een heel schouwspel - grote namen als IMAX en BBC hebben er al documentaires en zelfs een film over gemaakt - maar het verklaart niet waarom we zo godsonmogelijk vroeg zijn opgestaan. Waarom we dat deden, krijg je straks te horen.

Het pad dat we volgen is breed, glibberig en steil. Ik vraag me meermaals af hoe de mijnwerkers hierlangs veilig afdalen met hun manden van 80 tot 100 kg. We zwoegen ons in de duisternis naar omhoog. Halverwege is een huisje gebouwd uit golfplaat en bamboe. Ze verkopen er frisdrank en snoepgoed. We kopen elk een flesje zoetigheid om onze suikerreserves aan te vullen na dat uitbundige ontbijt en zetten de klim verder. De zon is nog in geen velden of wegen te bekennen wanneer we de eerste zwavelwolken bereiken. De stank en het bijtend effect zijn heel wat sterker hier dan gisterochtend bovenop Bromo. Onze ogen gaan prikken, onze keel brandt - prettig is anders. We proberen het een tijdje vol te houden, maar wanneer we bij een gids komen die gasmaskers verhuurt, geven we toe. We willen best het schouwspel zien, maar longschade hebben we daar niet voor over. Aanvankelijk voelen we ons een beetje belachelijk met de maskers, maar al gauw blijkt iedereen op het pad er een te hebben - iedereen behalve de mijnbouwers.

We bereiken de kraterrand van Ijen, en nog steeds is het pikdonker. Achter ons glinsteren de vulkanen van dit prachtige land in het zilveren maanlicht, maar voor ons - onder ons - gaapt de zwarte leegte van Kawah Ijen. De krater der kraters. Nee wacht, er is wel degelijk licht te zien! Een dun streepje lichtpuntjes zigzagt de kraterwand af, wordt steeds dunner, en verdwijnt tot slot volledig achter een rotswand. Dit zijn de toeristen die ons al zijn voorgegaan. We beginnen aan de afdaling. Het pad brengt ons langs rotsblokken en grindvlakken naar beneden, steeds dieper, steeds dichter bij de bron van de zwavelstank. We worden ons vaag bewust van een grote vlakte in de diepte: het kratermeer van Ijen. Bij daglicht is het turkoois van kleur, prachtig in contrast met de roestgekleurde bergen, maar het is niet om in te zwemmen. De pH-waarde van het water is 0.5, bijtender dus dan accuzuur. Een plonsje zou wellicht je laatste daad zijn. Op dit moment is het meer nog onzichtbaar, afgezien van een vage rimpeling waar de maan erover veegt. Naarmate we dalen, wordt echter allengs een ander, veel spookachtiger licht zichtbaar. Niet ver van de oever van dat dodelijke meer zien we een blauw lichtje. Wanneer we er aankomen, blijkt het te bestaan uit metershoge blauwe vlammen die uit barsten in het gesteente opstijgen: zwavelgassen van wel 600'C die bij contact met de lucht spontaan ontbranden. Dit is de ware attractie van Ijen, het blu fayer waar de gidsen over spreken, de reden waarom we bij nacht en ontij deze vulkaan beklommen. Het is prachtig. En vlakbij zien we de mijnbouwers met pikhouwelen en ijzeren pieken in de weer bij een plek waar nieuwe zwavel is afgezet. Kersverse zwavel uit de buik van de aarde is bloedrood - bij afkoelen verandert ze in fel geel. De mannen hakken brokken uit, stapelen die in manden en tillen die met een draagstok op de schouders, en dat allemaal met enkel een doekje voor de mond. Ik zie er zelfs een die gewoon een sigaret aan het roken is.

Wanneer we het schouwspel hebben gezien, trekken we langzaam weer naar boven. De lucht is eindelijk lichter beginnen kleuren nu - de zonsopgang is niet ver meer. We klimmen naar de kraterrand en zien hoe het zwavelzuurmeer uit de duisternis opdoemt in al zijn dodelijke pracht. Nog terwijl de zon haar eerste stralen over de wereld veegt, zijn wij alweer aan de afdaling begonnen. De wereld om ons heen is ontwaakt, een fenomenaal vogelorkest stijgt uit het oerwoud op. Uit de dalen tussen de vulkanen begint een dik mistpakket op te rijzen, aangevuld met de bijtende zwavelwolk uit de Kawah Ijen. Alles om ons heen is groen en weelderig. Het voelt een beetje alsof we als Orpheus uit de onderwereld zijn ontsnapt, maar anders dan Orpheus heb ik geen schroom om achterom te kijken: met mijn Eurydice durf ik alle goden van de onderwereld aan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten