zondag 10 juli 2016

Huwelijksreis: Singapore dag 4

Dag iedereen! Vandaag is alweer onze laatste volle dag hier in de stad, en dat vieren we door de drukte even achter ons te laten en te gaan verpozen in de botanische tuin van Singapore. Die ligt niet eens zo ver van hier: een kort hopje met de metro en we zijn er! Wat we echter pas na uitstappen merken is de hitte: die is vandaag nog heviger dan de vorige twee dagen. De tuin is gigantisch, en prachtig, maar we drijven al snel van het zweet. We houden als echte bleekscheten halt in elke plas schaduw, en zoeken drinkfonteintjes op waar we ze maar vinden. Het is rustig, met slechts hier en daar een groepje andere toeristen, meestal locals die hier van een rustige zaterdag komen genieten. Iets voor de middag komen we langs een lommerrijke plek waar wat speciale botanische attracties te vinden zijn: een gembertuin, twee restaurants (eentje relax, de ander poepchic) en een park ingericht speciaal voor orchideeën. Daar vinden we de mooiste exemplaren die we ooit hebben gezien (en ook een paar echt lelijke schamoefels), en zelfs een gedeelte waar ze een regenwoud hebben nagebouwd, de natuurlijke habitat van deze planten - normaal groeien die immers op bomen en halen ze hun nutriënten uit regenwater. Het gekke is dat ze daarvoor speciaal een enorme gekoelde serre hebben ingericht, volledig aangedampt natuurlijk, waar we eindelijk wat verkoeling vinden. Blijkbaar is het in regenwouden dus kouder dan hier in Singapore vandaag...













Na de orchideeëntuin besluiten we een hapje te gaan eten. We nemen natuurlijk het goedkoopste restaurantje van de twee, en dat blijkt een goeie keus. Want wanneer de hostess ons naar ons tafeltje brengt, blijkt er weg van de drukte een terras middenin de wildernis te liggen, met enorme plafondradiatoren die ons loom koelte toewuiven. Door de ons omringende bomen en reuzenvarens zien we de botanische tuin in alle richtingen uitwaaieren, met heel in de verte, buiten gehoorsafstand, de glinsterende torens van Downtown Singapore. Het enige dat we hier horen is het zachte gekeuvel van de andere gasten, het tsjirpen van krekels en het gefluit van tropisch gevogelte. Zalig! Het eten is heerlijk, de thee misschien een tikje te straf, maar de hele atmosfeer is zo rustig, zo vakantie, dat we hier een hele tijd blijven hangen. Het is een lastig afscheid wanneer we uiteindelijk besluiten weer verder te gaan.



De rest van de tuin is ook lang niet mis! We besluiten niet terug te keren naar het begin, maar verder door te lopen naar de andere kant, waar volgens het kaartje een bushalte ligt en we zien wel waar we terechtkomen. De tuinpaden brengen ons langs bloemenbogen en prieeltjes, langs een veld vol frangipanebomen in welker schaduw schommels staan om jezelf wat wind in het haar te waaien (waar we bezoek krijgen van een meterlange monitorhagedis!), langs prieeltjes, bruisende watervallen en kronkelende paden tussen torenhoge bamboe. We beseffen pas weer dat we in de beschaving staan wanneer de geluiden van de stad over ons heen vallen. We voegen in bij de voortsnellende massa Singaporezen uit alle hoeken van Azië, niet eens onwennig, want we kennen de stad intussen een beetje. Iedereen lijkt altijd ergens heen onderweg, maar niet te haastig, eerder alsof ze elke gelegenheid willen aangrijpen om fit te blijven. Want dat zijn ze wel die lui!




De bus brengt ons naar een deel van de stad dat we kennen, en straffer nog, het ligt toevallig vlakbij onze volgende geplande stop. We stappen uit in de wijk Bugis, en gaan eerst even professioneel verdwalen in Bugis Street. Anders dan de naam doet vermoeden is dit geen straat, maar eerder een soort overdekte markt met honderden stalletjes die alles van kleding over cosmetica tot elektronica verkopen. Er is zelfs een tattooshop. Er heerst een overweldigende drukte, en mensen praten en roepen door elkaar heen in een veelheid aan talen, de meeste volstrekt onbegrijpelijk voor een westerling. Maar de verkopers spreken prima Engels (logisch, het is een van de officiële talen van deze stad!) en zijn niet te beroerd om je bij je aankoop te helpen, al was het door de verpakking van dingen te openen zodat je alles kan uitproberen. Ik ben op zoek naar een toetsenbordje voor mijn tablet, zodat ik deze verslagen wat sneller kan uittypen dan op dat vervelende scherm. Ik koop er uiteindelijk geen, maar ik mag er wel verschillende ongegeneerd uittesten.





Als we de georkestreerde chaos van Bugis Street wel gezien hebben, keren we onze neuzen naar het oosten. We slenteren door de bruisende stad, en komen twee huizenblokken verder al uit bij de volgende wijk: Kampong Glam. Dat is de thuisplek voor de oorspronkelijke bewoners van dit eiland (nu veruit in de minderheid), de Maleiers. De taal die je hier hoort is Maleis (lijkt erg op het Indonesisch waar we nog veel van gaan horen), de heersende religie de Islam, en dus is het ook hier dat de grootste moskee van Singapore te vinden valt. We hadden gehoopt hem te kunnen bezoeken, maar we waren natuurlijk vergeten dat het zaterdag is: gebedsdag voor Moslims. Jammer, maar geen ramp, want ook aan de buitenzijde is dit een prachtding. En de rest van de wijk is ook lang niet mis! Kampong Glam heeft een heel aangenaam hippiesfeertje, met mooi onderhouden, kleurige huisjes, winkeltjes van vanalles en nog wat (van de typische tapijten tot Japanse fietsen - geen idee hoe die verschillen van andere fietsen) en een hele hoek van de wijk die geweid is aan bars en restaurantjes uitgebaat en bezocht door mensen van over de hele wereld. Om een of andere reden heeft Cathy veel bekijks hier. Mensen proberen subtiel selfies te nemen met mijn blonde lief - pardon echtgenote - op de achtergrond, en lachen verontschuldigend (maar zonder op te houden met fotograferen) hun hagelwitte tanden bloot. Het straatje waar we een glas drinken heeft graffiti op de muur, iets wat je nergens anders in Singapore ziet, waardoor er voortdurend fotografen met reportageflitsen en statieven in de weer zijn. Voeg daar nog een Cathy bij, en de locals worden gek. Ik neem vrolijk wraak door schaamteloos van alle passanten kiekjes te nemen, en te zwaaien als ze me opmerken. 






Die avond hebben we gepland om sushi te gaan eten. Chinatown, was alles wat we over de locatie van het door ons gekozen restaurant wisten, maar dat bleek minder evident dan gedacht. We hadden er uiteindelijk de hulp van een vriendelijke jeugdherberg-dame voor nodig. Toen we eindelijk bij het restaurant in kwestie aankwamen, bleek daar echter al een hele rij buiten te staan. Daar hadden we geen zin in, en dus op naar iets anders. Uiteindelijk vonden we een toffe stek een eindje verder, bij de aartsrivalen van de sushi-Japanners: tafelgrill-Koreanen. Iets minder bekend bij ons, maar zeker de moeite waard. En heel leuk: in de hele zaak waren wij de enige niet-Aziaten. Altijd leuk om je bezoek aan een stad mee af te sluiten.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten